Prinsjesdag 2022
Het Ipsos / NOS Prinsjesdagonderzoek 2022.
Ieder jaar in de aanloop naar Prinsjesdag voert Ipsos samen met de NOS een opiniepeiling uit onder de Nederlandse bevolking. Op deze pagina vatten we de belangrijkste conlusie samen uit het rapport van 2022.
Lees ook het artikel van de NOS of bekijk het volledige onderzoeksrapport.
De economie
- Pessimisme kenmerkt de percepties van Nederlanders dit jaar. Maar liefst driekwart van de bevolking (77%) vindt dat het, alles bij elkaar genomen, de slechte kant op gaat met Nederland. Vorig jaar was dat nog 59%.
- Het negatieve sentiment wordt gevoed door de verslechterende economische situatie. Nog maar vier op de tien Nederlanders (44%) zeggen goed rond te komen, terwijl vorig jaar nog bijna zes op de tien (57%) zeiden het goed te redden. Het aandeel Nederlanders dat maar net kan rondkomen is gestegen van 35% in 2021 naar 43% nu. Ook de groep Nederlanders die het net niet redden is groter geworden: 6% vorig jaar, 9% nu.
- De verslechterende economische situatie noopt Nederlanders tot bezuinigingen. Ongeveer de helft van de bevolking (53%) is al een aantal jaar aan het bezuinigen, terwijl bijna zeven op de tien (68%) zeggen dat ze het afgelopen jaar de hand op de knip hebben gehouden.
De politiek
- Het merendeel van de Nederlanders heeft het vertrouwen in de politiek verloren. Zeven tiende geeft aan ‘weinig’ of ‘heel weinig’ vertrouwen te hebben in de Nederlandse politiek. Hiermee is de dalende trend – die in 2021 was gestart – doorgezet. Ter illustratie: in 2020 hadden vier op de tien Nederlanders (heel) weinig vertrouwen; het aandeel is in twee jaar dus bijna verdubbeld. Hiermee ligt het vertrouwen historisch laag.
- Niet alleen de Nederlandse politiek als geheel kampt met een gebrek aan vertrouwen van het Nederlandse volk. Ook het nieuwe kabinet Rutte IV en de minister-president zelf kunnen op weinig vertrouwen rekenen: zeven op de tien Nederlanders hebben weinig vertrouwen in het huidig kabinet en/of minister-president Mark Rutte. Dit gebrek aan vertrouwen in het kabinet komt niet alleen van de aanhangers van de oppositie. Ook onder het doorgaans loyale electoraat van het CDA en ChristenUnie, blijkt het vertrouwen in het kabinet afwezig: zes op de tien aanhangers van het CDA en ChristenUnie hebben weinig vertrouwen in het huidige kabinet.
- Dit wantrouwen wordt met name gevoed door de huidige crises. Zo hebben twee op de drie Nederlanders weinig vertrouwen in het kabinet vanwege het beleid op het gebied van de energiecrisis en zes op de tien Nederlanders vanwege het beleid op de woningmarkt. Ook het immigratie- en asielbeleid en de houding van het kabinet ten opzichte van de inflatie hebben tot een toename in het wantrouwen geleid.
- Sinds de beëdiging van kabinet Rutte IV op 10 januari is het kabinet nooit met een voldoende beoordeeld. Op het ‘hoogtepunt’ – rond de gemeenteraadsverkiezingen – beoordeelden Nederlanders het kabinet met een 5.2. Sindsdien is de waardering voor het kabinet gedaald en komen ze nu met een 4.2 uit op een zware onvoldoende. Niet alleen het kabinet in zijn geheel, ook de ministers afzonderlijk worden met een onvoldoende beoordeeld. Enkel Robbert Dijkgraaf en Dennis Wiersma – de twee onderwijsministers – krijgen met een 5.7 een schamele voldoende. Aan de andere kant worden Sigrid Kaag (3.8) en Mark Rutte (4.0) het slechtst beoordeeld.
- Ook de oppositie hoeft niet op hoge beoordelingen te rekenen. Alleen Omtzigt (6.7), Van der Plas (6.3) en Marijnissen (5.5) scoren een voldoende. Met zulke beoordelingen lijkt de tijd rijp voor een nieuwe bestuurscultuur.
Bekijk het volledige onderzoeksrapport hier.
Onderzoeksverantwoording
De gegevens in dit rapport zijn gebaseerd op onlineonderzoek van Ipsos onder een representatieve steekproef van 1.993 stemgerechtigde Nederlanders. Afwijkingen tussen de samenstelling van de steekproef en de samenstelling van de Nederlandse stemgerechtigde bevolking op de kenmerken leeftijd, geslacht, opleiding, regio, werkzaamheid en stemgedrag bij de laatste landelijke verkiezingen (de Tweede Kamerverkiezingen van 15, 16 en 17 maart 2021) zijn door middel van een weging gecorrigeerd. De onnauwkeurigheidsmarges bij dit onderzoek (uitgaande van een betrouwbaarheidsinterval van 95%) lopen uiteen van ongeveer 1% tot ongeveer 3%. De gegevens zijn verzameld van woensdag 8 september tot en met dinsdagochtend 14 september 2021. Kleine partijen worden vanwege het lage aantal waarnemingen niet getoond in de resultaten.