Politiek met Sjoerd - Zijn Europese verkiezingen nog steeds tweederangs verkiezingen?
Europese verkiezingen worden traditioneel vaak gezien als 'second-order' verkiezingen. Hoewel Europeanen hun parlementsleden rechtstreeks kunnen kiezen worden EP-verkiezingen, zo is de theorie, grotendeels overheerst door nationale ('first order') politiek. Gaat dat in 2024 nog steeds op?
Van 6 tot en met 9 juni kiezen de inwoners van de Europese Unie het nieuwe Europees Parlement. In de 4-dagen-durende verkiezing worden 720 politici verkozen die namens 27 verschillende landen plaats zullen nemen in het parlement. Meer dan 400 miljoen mensen zijn stemgerechtigd bij de Europese Parlementsverkiezingen. Daarmee zijn het – na die van India – de op één na grootste verkiezingen ter wereld.
Toch worden de EU-verkiezingen vaak opvallend klein gemaakt. In 2019, in de aanloop naar de vorige Europese verkiezingen, zei Mark Rutte (toen nog demissionair premier) dat hij de verkiezingen “niet zo relevant” vond. Nationale verkiezingen waren voor hem veel belangrijker: “Dáár ligt de macht”.
Tweederangs verkiezingen
Rutte staat niet alleen. Politicologen bekijken Europese Parlementsverkiezingen al langer door de theoretische lens van ‘tweederangs verkiezingen’. Het concept van Europese verkiezingen als second-order elections werd al in 1997 gemunt. Toen waren er pas vier EP-verkiezingen geweest.
De kern van die theorie is de aanname dat er bij Europese verkiezingen voor kiezers - inderdaad - minder op het spel staat. Dat vertaalt zich niet alleen in een lage opkomst (in 2019 was de opkomst in Nederland 42%), maar resulteert er ook in dat kiezers zich vooral laten leiden door overwegingen op het gebied van nationale politiek. Zo zien kiezers second-order verkiezingen vaak als kans om een signaal af te geven aan de partijen die op nationaal niveau regeren. Bovendien zijn thema’s die een rol spelen in de verkiezingscampagne voor een second-order verkiezing vaak sterk beïnvloed door first-order (lees: nationale) politiek.
In hoeverre gaat dit beeld in 2024 nog steeds op? Sommige datapunten wijzen ook nu in de richting van second-order verkiezingsdynamieken. Zo laat een Ipsos I&O-peiling voor Euronews – een eerste, echte pan-Europese peiling – zien dat de thema’s die kiezers belangrijk vinden sterk verschillen per land. In Portugal zegt 84% dat de EU prioriteit moet geven aan het bestrijden van inflatie. In Nederland is dat slechts 56% (zie hier). Ook bij het thema migratie zien we aanzienlijke verschillen. Nergens in Europa vinden kiezers zo sterk dat bestrijding van illegale immigratie naar Europa een beleidsprioriteit zou moeten zijn dan in Nederland (70%). In bijvoorbeeld Finland is dat 49% (zie hier).
De invloed van Poetin en radicaal rechts
Toch heeft de campagne voor deze Europese Verkiezingen de potentie om werkelijk Europees te zijn, en niet slechts een reflectie van binnenlandse politiek in de verschillende lidstaten. Dat is mede ingegeven door de oorlog in Oekraïne. Als gevolg daarvan – zo laat de laatste peiling van Ipsos I&O zien – vinden kiezers thema’s die raken aan het buitenlandbeleid van de EU veel belangrijker dan in 2019. Europese steun aan Oekraïne en de opbouw van gemeenschappelijk defensiebeleid is voor een substantieel deel van de Nederlandse kiezers relevant.
Naast Oekraïne zijn er nog twee factoren die voor verkiezingen met een hoger Europees gehalte kunnen zorgen. Ten eerste is dat – paradoxaal genoeg – de normalisatie van radicaal rechtse partijen in veel Europese lidstaten. De opkomst bij Europese verkiezingen onder radicaal rechtse kiezers is traditioneel zeer laag (zie bijvoorbeeld hier, pagina 23). Het proces van maatschappelijke acceptatie van deze partijen in Europa is sinds 2019 in een stroomversnelling gekomen, met Italië, Zweden en Nederland als meest recente voorbeelden. Het is niet ondenkbaar dat dit proces zich vertaalt in een hogere opkomst onder een deel van het radicaal-rechtse electoraat.
Hoewel veel van deze partijen een anti-Europees discours propageren, halen zij in de praktijk de scherpe randjes van hun standpunten over Europa af. Zo heeft de PVV het harde Nexit-standpunt ingewisseld voor het veel zachtere pleiten voor een bindend referendum over uittreding uit de EU. Niemand zal gek opkijken als dat punt als eerste sneuvelt in onderhandelingen over een nieuw kabinet.
Een nieuwe generatie Europeanen
De tweede factor is meer structureel en zal zich laten gelden op de lange termijn. Opinieonderzoek laat al jaren zien dat Europese jongeren veel positiever ten opzichte van Europa staan dan ouderen (zie bijvoorbeeld hier). Dit is vrij consistent in alle EU-lidstaten het geval (zie hier). En – belangrijker – het lijkt meer een generatie-effect¬ dan een leeftijdseffect (zie hier). Dit betekent dat jongeren hun pro-Europese attitudes vasthouden als ze ouder worden. Op termijn zou dit zich moeten vertalen in het ontstaan van een gemeenschappelijke Europese publieke ruimte, met botsende opvattingen over gemeenschappelijke problemen – een Europese demos. Dan zouden de EP-verkiezingen eindelijk echt verlost zijn van het stempel tweederangs.
Meer informatie
Neem voor meer informatie contact op met Sjoerd van Heck ([email protected])
Alle blogs van Sjoerd over politiek en publieke opinie zijn op deze pagina verzameld.
Deze tekst is ook verschenen bij EenVandaag 'De Peiling' en in de nieuwe Peiling-app van EenVandaag.
De data genoemd in deze blog zijn gebaseerd op onlineonderzoek van Ipsos onder representatieve steekproeven van circa n=1.000 stemgerechtigde Nederlanders. Afwijkingen tussen de samenstelling van de steekproeven en de samenstelling van de Nederlandse stemgerechtigde bevolking op de kenmerken leeftijd, geslacht, opleiding, regio, werkzaamheid en stemgedrag bij de laatste landelijke verkiezingen (de Tweede Kamerverkiezingen van 2021) zijn door middel van een weging gecorrigeerd. De meest recente peiling werd uitgevoerd tussen 22 en 25 maart 2024 onder n=1.016 stemgerechtigde Nederlanders.
Meer inzichten over Publieke Sector