Prinsjesdag 2021
Het Ipsos/NOS Prinsjesdagonderzoek 2021.
Ieder jaar rondom Prinsjesdag voert Ipsos samen met de NOS een opiniepeiling uit onder de Nederlandse bevolking. Dit zijn de belangrijkste conclusies. Lees ook het artikel van de NOS of bekijk het volledige onderzoeksrapport.
De economie
De economische gevolgen van de coronacrisis zijn voor veel Nederlanders duidelijk merkbaar. Een kwart van de bevolking zegt dat de coronacrisis negatieve gevolgen heeft voor de persoonlijke financiële situatie. Dat aandeel is vergelijkbaar met vorig jaar. Ondanks de gunstige vooruitzichten – het Centraal Planbureau verwacht dit jaar een economische groei van ongeveer 3% - zegt een ruime meerderheid op dit moment nog niets te merken van de aantrekkende economie.
Toch is Nederland niet alleen maar negatief gestemd over de economie. Ongeveer zes op de tien Nederlanders kunnen goed rondkomen; dat aandeel is vrij stabiel door de jaren heen. De groep burgers die zegt net niet, of maar net, te kunnen rond komen is sinds de coronacrisis niet groter geworden.
Daarnaast zijn Nederlanders positiever gestemd over de economische vooruitzichten dan vorig jaar. Ongeveer 30% van de bevolking verwacht een verbetering van de economie, een verdubbeling ten opzichte van vorig jaar. En waar vorig jaar nog meer dan de helft van alle Nederlanders een verslechtering van de economische situatie voorzag, verwacht nu nog maar een vijfde van alle burgers een neergang. Er is dus dit jaar weer ruimte voor een positief economisch sentiment.
De politiek
Het vertrouwen van Nederlanders in de politiek heeft in het afgelopen jaar een knauw gekregen. Een meerderheid van zes op de tien Nederlanders heeft ‘weinig’ of ‘heel weinig’ vertrouwen in de landelijke politiek. Dat is een forse stijging ten opzichte van vorig jaar; toen zeiden circa vier op de tien Nederlanders geen vertrouwen te hebben. Het vertrouwen in zowel het demissionaire kabinet als in demissionair premier Rutte laat een vergelijkbaar beeld zien. Ruim zes op de tien Nederlanders hebben geen vertrouwen meer in het huidige demissionaire kabinet, en meer dan de helft van de bevolking heeft ook geen vertrouwen meer in demissionair premier Rutte.
Vorig jaar zagen we nog toenemend vertrouwen in het kabinet, de premier en de politiek in zijn algemeenheid. Dat was een effect van de eerste fase van de uitbraak van het coronavirus in Nederland, toen het kabinet ingrijpende maatregelen trof om de coronacrisis te beteugelen. Inmiddels is dat vertrouwen dus grotendeels verdampt.
Er is niet één duidelijke reden voor het afnemende vertrouwen in de politiek. Veel Nederlanders noemen de toeslagenaffaire – en de nasleep daarvan – als oorzaak voor het lage vertrouwen. Maar ook op het gebied van belangrijke thema’s wordt veel aangedragen. Die belangrijke thema’s zijn zorg, de woningmarkt en het klimaat. Het trage verloop van de formatie van een nieuw kabinet, en daarmee het uitblijven van duidelijke beleidskeuzes op deze dossiers, voedt het wantrouwen in de politiek.
Het waardering voor het demissionaire kabinet is door het verloop van de formatie gekelderd. Rond de verkiezingen kreeg het demissionaire kabinet Rutte III nog een rapportcijfer rond de 6.0, inmiddels is dat met een 4.9 een forse onvoldoende. De hoofdrolspelers in de formatie komen er ook niet goed vanaf. Demissionair premier Rutte wordt door Nederlanders beoordeeld met een 5.0 (vorig jaar nog een 6.2) en Sigrid Kaag krijgt een 4.4 (vorig jaar een 5.7). De beoordeling van Wopke Hoekstra daalt het hardst: van een 6.7 vorig jaar naar een 5.0 nu.
Bekijk het volledige onderzoeksrapport hier.
Onderzoeksverantwoording
De gegevens in dit rapport zijn gebaseerd op onlineonderzoek van Ipsos onder een representatieve steekproef van 1.993 stemgerechtigde Nederlanders. Afwijkingen tussen de samenstelling van de steekproef en de samenstelling van de Nederlandse stemgerechtigde bevolking op de kenmerken leeftijd, geslacht, opleiding, regio, werkzaamheid en stemgedrag bij de laatste landelijke verkiezingen (de Tweede Kamerverkiezingen van 15, 16 en 17 maart 2021) zijn door middel van een weging gecorrigeerd. De onnauwkeurigheidsmarges bij dit onderzoek (uitgaande van een betrouwbaarheidsinterval van 95%) lopen uiteen van ongeveer 1% tot ongeveer 3%. De gegevens zijn verzameld van woensdag 8 september tot en met dinsdagochtend 14 september 2021. Kleine partijen worden vanwege het lage aantal waarnemingen niet getoond in de resultaten.
Meer inzichten over Publieke Sector